Hieronder een artikel, gepubliceerd in de Telegraaf
van 24 februari 1973.
Titel: "Ouwe Jan": fanaat onder de dravers
Subtitel: "Van Leeuwen sr. kan niet stoppen"
Hilversum,
Of de zonen van de professionele voetbal- en schaatssterren nog
ooit eens de voetsporen van hun vaders zullen drukken ligt nog in
het verschiet verborgen. En zullen zij, aangemoedigd door hun trotse
vaders, zich met het enthousiasme van de jeugd op het voetbal werpen
of kilometers gaan schaatsen, dan nog blijft de vraag of zij even
talentvol zullen worden als hun papa.
Van vader op zoon
In de veel oudere professionele drafsport komt het "van vader op
zoon" zo veelvuldig voor dat er zelfs van dynastieën sprake is.
Abe Siderius' overgrootvader reed al op Ameland, zijn grootvader
en zijn vader waren beroeps, trainer Willem Leeuwenkamp runt zijn
entrainement met zijn zonen Bertus en Jos, maar het meest sprekende
voorbeeld is toch wel de Hilversummer Jan van Leeuwen (67) die het
vak bij zijn inmiddels overleden vader „Ouwe Jantje" leerde, die
het op zijn beurt weer meegekregen had van zijn vader. Het leven
staat niet stil, want op het moment dat de Jan van Leeuwen van nu
erover gaat denken laarzen en helm aan de kapstok te hangen, zijn
zijn drie zoons Jan S. (42), getrouwd en een zoon van 8 jaar, Siem
(40) en Marinus (38), getrouwd en twee zoons van 8 en 5 jaar, ieder
als fullprofs in de draverij werkzaam. Vraag je nu aan de patriarch
van de familie hoe dat komt, dan haalt hij zijn schouders op. „Ik
weet wel dat Jan en Siem als jongens al niet bij de paarden weg
te houden waren. Voor Rinus hadden wij gedacht hem in Utrecht voor
dierenarts te laten studeren tot op een dag hij KONDOR had uitgereden
en zei: „Vader, je kunt me nog veel meer vertellen, maar ik blijf
in de dravers." Jan van Leeuwen, die zelf als jongen bij de brandweer
wilde, hoeft zich geen zorgen te maken dat zijn familienaam uit
de drafsport zal gaan verdwijnen. „M'n ene kleinzoon wil bus-chauffeur
worden, maar de oudste zoon van Rinus is al helemaal gek van paarden.
Voor mij hoeven ze er niet in, maar je kunt ze niet stoppen."
"Ouwe Jan" staat in 1973 temidden van zijn zoons
Jan jr. (links), Siem en Rinus (rechts).
Halve eeuw
Deze familiehang naar de dravers is des te opmerkelijker, omdat
Jan van Leeuwen in de halve eeuw van alleen maar paarden nooit zo'n
„hoogvlieger" is geweest als de toppers onder zijn collega's en
in die vijftig jaar bijzonder goed de magere jaren aan den lijve
heeft ondervonden. Zelf zegt hij hierover: „Wat wil je. Voor de
oorlog bestond de langebaan bij de gratie van de kortebaan. En dat
kortebanen heb ik van mijn vader — de Koning van de kortebaan —
geleerd. Daarop heb ik alles gewonnen wat er maar te winnen was.
Driemaal achtereen kampioen van Nederland met Lady Bond, winnaars
in Sally Harvester, Quita, Harvest Lee, Pieternel, Flora Mc Elwyn
en na de oorlog Wala, Johannes, Herold Mc G. 's Winters was er geen
koers en dan moest ik van m'n ouwe heer weer naar Amsterdam komen.
En dan was je fietsjongen, bakkersknecht, van alles wat, want er
moest thuis gegeten worden."
Beverwijk
Hij werd pas zelfstandig in 1928. Ab Blom haalde mij naar Beverwijk
voor de paarden van Kees Verhorst: Omega en Petite Amie C. Daarna
kwamen Pieternel en Stal Hofland met een hele rits paarden, maar
het bleef knokken Je moest wel overal aan meedoen om het hoofd boven
water te houden. Wat dat betreft is het nu pure sport." Zijn volgende
station was de oude renbaan Woestduin. Toen verongelukte hij in
Gorredijk met Bertha E (de grootmoeder van Mac Kinley) en was lange
tijd volkomen uitgeschakeld. In 1939 weer terug naar Beverwijk,
waar hij weer begon met Quita. Zijn eerste koers in Schoorl sloeg
hij weer voor de wereld. Zijn vaste honk werd ten slotte in 1942
Hilversum, waar hij nu 27 paarden in training heeft. Zijn zoons
Jan en Rinus hebben ieder een eigen sectie, terwijl zijn zoon Siem
het onzekere bestaan van trainer vervangen heeft als vaste trainer/rijder
van stal Middenmeer. „Ze noemen hem wel eens de „vroedvrouw" van
de drafsport, omdat hij bij alle veulengeboorten assisteert. Nu
staan er 13 merries op veulenen en daar waakt Siem bij."
Gloriejaren
Maar wat de langebaan in zijn bestaan ook is geworden, nog vaak
denkt hij terug aan zijn gloriejaren op de kortebaan. Vooral de
duels tussen „Ouwe Jantje" en „Jonge Jantje" liggen bij de ouderen
nog onwrikbaar in het geheugen vast. „Het was door familieomstandigheden
dat wij zo op elkaar gebeten waren. Soms duurde een start tussen
ons 20 minuten, omdat we elkaar geen centimeter gunden. Het is zo
gebleven tot mijn vader het opgaf. Achteraf heb je over die jaren
van rivaliteit nog spijt. Later is alles weer goed gekomen. Maar
die „ouwe" van mij was zo populair bij de jeugd en vooral in Enkhuizen
dat de kinderen me gewoon uitscholden toen ik met Fanfare hem in
de finale er afreed." Vader, die daar zo'n keer of zeven achter
elkaar had gewonnen, strooide dan met chocoladerepen. De hele schooljeugd
wist dat. Ik heb 't toen ook gedaan en die traditie gaat op Enkhuizer
kortebaan nog steeds door...."
Er is nog maar een 14-tal kortebanen, zodat ook stal Van Leeuwen
zich in de afgelopen jaren uitsluitend toespitst op de langebaan.
Grote paarden waren voor hem en zijn zoons Madame B, Entry Volann,
Intrepid, Guy Hanover, Over Again, Wala en C Alkestis van E.
Honderden paarden zijn Jan van Leeuwen door zijn handen gegaan en
blijven gaan, want zo zegt hij: „Eerlijk gezegd stop ik er liever
mee, maar het kan nog niet. En waarom ook eigenlijk. We hebben een
hechte familieband, drie schitterende kleinzoons en een prachtige
stal met paarden. In anderhalve maand hebben wij elf koersen gewonnen
en regelmatig in het geld gezeten en er komt nog meer, want Ivan
Axkit en Ido Hanover zijn hele goeie. Als ze binnenkort eens tegen
elkaar uitkomen, zullen we zien wie de blankste billen heeft." Jan
van Leeuwen, zijn vrouw Alie, zijn drie zonen en kleinkinderen,
een familie, die behalve Jan S. (verwoed volkstuinder) maar één
gesprek en maar één passie heeft: de draver. „Het is alleen maar
jammer dat — zoals het nu gaat — ik dertig jaar te vroeg ben geboren."
Jan van Leeuwen in opperste concentratie
op weg naar de start van een kortebaanrit
in Schagen.
Jan van Leeuwen wint met Luccie Rohda op Duindigt,
16-8-1950.
Jan van Leeuwen met zijn grootste
langebaan crack C Alkestis van E,
waarmee hij de Derby heeft gewonnen.
Boven: Derby 1964: C Alkestis van E met Jan van Leeuwen en zijn zoons
tijdens de huldiging. Rinus houdt het paard vast, achter senior staat
Jan junior en rechts steekt Siem zijn hand uit.
De kortebaancrack Wala wint met een blije
Jan van Leeuwen jr. een langebaankoers in 1957.
Kortebaan
De website www.kortebaandraverijen.nl (gebr. Hilgersom) schreef over Jan van Leeuwen:
Vanaf 1932 wordt er gekoerst onder de vlag van de Kortebaanbond. Sinds de oprichting van dit overkoepelende orgaan werden er ruim 2100 kortebanen verreden. Welke pikeur won er de meeste? In de rubriek ‘de Top 100 der pikeurs’ kijken we terug op 86 jaar kortebaanhistorie en beantwoorden deze vraag. In deel 10 aandacht voor de nummer drie van de ranglijst en de ‘koning van de kortebaan’, Jan van Leeuwen.
De in 1905 geboren Jan van Leeuwen begon zijn loopbaan onder moeilijke omstandigheden. In 1911 werd bij de behandeling van de zedelijkheidswet in het parlement een motie aangenomen die het wedden op paarden aan banden legde.¹ Het besluit van het parlement had ernstige gevolgen voor de draf- en rensport in Nederland. Trainers en pikeurs trokken over de landsgrenzen en namen uiteraard hun beste paarden mee. Het was in die jaren aan de kortebaan te danken dat de drafsport overleefde.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte de totalisator zijn rentree, maar na de bevrijding werd deze opnieuw verboden. Enkel militairen van de buitenlandse troepen die nog steeds in Nederland waren gestationeerd, mochten, alleen gekleed in uniform, een weddenschap afsluiten. Pas in 1948 werd het verbod opgeheven en begon de drafsport aan een ongekende opmars.
Fietsjongen
De kortebaan was dus van levensbelang voor de trainers en pikeurs die in Nederland waren gebleven. In 1939 was een eerste plaats tijdens een koers op Duindigt goed voor 75 gulden; op de kortebaan werd tegen het einde van de jaren ’30 een eerste plaats beloond met een geldprijs variërend tussen de 300 en 1.000 gulden. De kortebaan was de kurk waar de drafsport op dreef en Jan van Leeuwen was tijdens die jaren de ceremoniemeester.
Van Leeuwen genoot zijn opleiding bij zijn vader, eveneens Jan van Leeuwen genaamd. Senior was één van de beste pikeurs van het land. Tussen half mei en eind oktober haalde hij op de kortebaan alles uit de kast om zoveel mogelijk te verdienen om tijdens de wintermaanden te kunnen leven. Tijdens die vijf maanden zonder koers zat Junior bepaald niet stil. Hij kluste bij als fietsjongen voor een apotheker of boekhandelaar of ging aan de slag in een meel- of zuivelfabriek.
Na enkele jaren voor zijn vader te hebben gewerkt, begon hij in Beverwijk voor zichzelf. De successen begonnen zich op te stapelen en Van Leeuwen groeide uit tot de ‘koning van de kortebaan’. In 1934 won hij maar liefst veertien kortebanen, een aantal dat daarna nooit meer is geëvenaard. Met Lady Bond won hij in Norg en in Huisduinen, met Anna Bradford’s Guy in Usquert, met Quita in Pijnacker, Stompwijk, Castricum, Naaldwijk, Abcoude, Wormerveer, Marssum, Lisse en Bakkum en met Otelha in Stompetoren en ’t Zand. In 1931, 1932, 1933 en 1935 won hij ook het Nederlands kampioenschap met achtereenvolgens Uniform (Enkhuizen), Sally Harvester (Zaandam) en tweemaal Lady Bond (Schagen en Eenrum).
Noodlot
Helaas slaat dan, op het toppunt van zijn roem, het noodlot toe. Van Leeuwen raakt betrokken bij een ongeval op de langebaan in Gorredijk en staat zo’n twee jaar geblesseerd aan de kant. In het boek ‘Hoop en Glorie in de Drafsport’ kijkt Van Leeuwen terug op het ongeluk. “Bertha E was een erg hete merrie en het was een baantje van 800 meter. Ik draai haar om en ze neemt de benen. Ik dacht nog: ik zal er niet aan gaan hangen, want dan wordt ze helemaal stapelgek. Ik kom aan de bocht. Ze vangt zichzelf op en ik sla met het hele zootje over de kop. Het paard kwam precies op mij terecht.” Er brak voor Van Leeuwen een zware periode van revalidatie aan. Daarnaast werd hij verdacht van fraude. “Opeens ging er het praatje rond dat ik simuleerde om het verzekeringsgeld binnen te krijgen. Maar ik kon geen poot verzetten zonder mijn twee krukken. Wat een man dan meemaakt, die altijd actief is geweest, daar kan geen mens over oordelen.”
Zijn vrouw Ali speelde een grote rol in zijn herstel. “Zonder dat ik het wist werd ze bij de chirurg geroepen, die haar vertelde dat zij mij weer moest leren lopen, want ik had geen zelfvertrouwen genoeg. Ali nam de uitdaging aan. Ze begon met één kruk te verbergen. Zo moest ik leren met één kruk te lopen. Toen begon ze de andere kruk te verbergen. Ze moest wel heel vindingrijk zijn geweest, want ik was zo wantrouwig als de bliksem. Zo hielp ze me overeind en ik moet eerlijk bekennen dat als ik Ali niet had gehad en als ze niet zo resoluut was geweest, ik niet meer op een sulky had gezeten. Ik had nooit meer kunnen lopen en was mijn hele leven invalide gebleven.”
Wala
Van Leeuwen pakt de draad weer op en sluit in 1939 dankzij de dadendrang van Flora Mc Elwyn weer aan bij de top van Nederland. Er is met Jan de Vlieger, Willem Geersen en Jan Wagenaar sr. echter sprake van geduchte concurrentie. Wanneer jonge talenten als Guus Knijnenburg en Jan Wagenaar jr. aansluiten, verdwijnt Van Leeuwen naar de achtergrond. Tussen 1952 en 1958 wint hij slechts drie kortebanen.
Dat verandert wanneer Van Leeuwen besluit om met een eigenaar een nieuw paard uit te zoeken. Per toeval komt hij bij Wala terecht. “Er stonden daar op die stal een stuk of vijf anderhalf-jarigen, beste paarden, dat wel. In de hoek stond er ook een, maar ze vonden het niet de moeite waard om me dat te laten zien. ‘Wat is dat voor een beestje?’ vroeg ik. Ze haalden hun schouders op. ‘Och, een achtergebleven ding. Niet veel waard, Wala heet-ie’. Nou, dat achtergebleven ding had haar hele bouw mee. Ze was klein, maar een dijbeenspieren, waar je u tegen kon zeggen. ‘Jammer dat ze zo klein is’, zeg ik. ‘Ik wil ‘r wel, maar niet voor veel.’ De koop ging door en ik wist zeker dat ik een winnaar in huis had. Dat had ik goed gezien, want Wala won later alles wat er te winnen viel op de kortebaan.”
Wala won uiteindelijk negentien kortebanen, waaronder het Nederlands kampioenschap van 1960 in Purmerend, en vijftien keer was Van Leeuwen haar stuurman. Op 7 juni 1963 won hij in Lisse met de bliksemsnelle merrie zijn laatste kortebaan. Daarmee was zijn drafsportloopbaan nog niet voorbij, want in 1964 leverde Van Leeuwen de winnaar van de Derby, C Alkestis E, af. Pas in 1975 was hij voor het laatst op de sulky actief, op de langebaan in Hilversum. In 1986 overleed hij.
Sinds 1932 won Van Leeuwen 114 kortebanen, maar eigenlijk ligt dit aantal hoger. De overwinningen tot 1932 vielen niet onder het bestaan van de Kortebaanbond en tellen daarom niet mee in dit klassement. Daarnaast is het vrijwel onmogelijk om alle overwinningen van deze legende te achterhalen. Eind jaren ’20, begin jaren ’30 kwamen door gebrekkige communicatie niet alle uitslagen in de diverse ‘paardenbladen’ terecht. Is Van Leeuwen de meest winnende kortebaanpikeur allertijden? We zullen het nooit weten.
3. Jan van Leeuwen II (1932-1963) 114 zeges met:
(Sally Harvester 3x, Noma B, Otelha 3x, Lady Bond 17x, Fanfare, Queen Ethel St. L. 2x, Janet Harvester 2x, Anna Bradford’s Guy, Quita 11x, Betty Worthy, Johanna M 2x, Senator Brewer, Glossy Silk 2x, Anzolor, Welkom 2x, Flora Mc Elwyn 10x, Occasion, Xerxes 2x, Diabolo, Herold Mc G 6x, Abdullah Scott 3x, Harras, Johannes 2x, Integrity Scott, Laetare A 6x, Guy Hanover, Miss A 10x, Quita Scott, Petulance K, Radbout 2x, Wala 15x, Xita Hanover)
(Er staat een nog uitvoeriger verhaal over Jan van
Leeuwen op deze website, zie het overzicht van de verhalen)
|